Verhaal van Lex: Hans is niet meer

Quarantaine.

Daar zat ie dan met zijn goede gedrag. Door God en iedereen verlaten. Enkel een wijkverpleegkundige kwam hem om de dag bezoeken. Hij had nu alle tijd om na te denken waar en hoe hij dat verdomde virus opgelopen had. Het ging niet goed met Hans, het hoofdpersonage van dit relaas. Hij voelde zich uitgehold en uitermate moe. Nee, Hans maakte zich weinig of geen illusies meer. Het einde van zijn miserabel leventje was in zicht.
Nog even, zo dacht hij alleen thuis en straks met gezwinde spoed naar een ziekenhuis. Hij was reeds 75 jaar oud en gebruikte veel medicatie. Hij leed aan diabetes in zijn ergste soort, Hij moest insuline spuiten voor iedere maaltijd. Hij at zeker niet veel, heel onregelmatig zelfs. Voor zijn voeding was hij afhankelijk van medewerkers van de voedselbank, die hem om de dag voor een paar dagen eten brachten. Pro Deo wel te verstaan.
Hans leefde erg solitair, verstoken van enig contact van wie dan ook. Hij lag overhoop met zijn familie en had geen vrienden. Zoek het maar lekker zelf uit en voor de rest niet zeuren, corona of niet.
Hij zat op zijn lievelingsstoel, een afgetrapt 3e of 4e hands relaxfauteuil betrokken van de kringloopwinkel. Maakte hem geen bal uit. Hij had nu nog alle tijd om zijn leventje te analyseren. Hij stond te boek als een uiterst introvert persoon, zonder er een eigen mening op na te houden, over welk onderwerp dan ook.
Hij keek naar buiten en overdacht zijn leven als kantoormedewerker. Klonk reuze interessant, maar in feite was Hans een regelrechte mislukkeling. Hij was lijflijk aanwezig op zijn werk, echter zijn geest vertoefde elders. Rare snijboon, die Hans was de mening van zijn collega’s. Hij presteerde het zelfs om op een onbewaakt moment even een kort dutje op de WC te doen. Het was een wonder dat hij niet al tig keren de wacht aangezegd was. Daar was meneer Hans net iets te slim voor.
Bij de vrouwtjes lag hij erbarmelijk slecht. Niemand wilde iets met zon stille willy wie dan ook. Toch had Hans iets wat hem tot een uniek mens maakte. Hij was erg sterk, een enorm uit de kluiten getrokken kerel met wie je beter maar geen ruzie maken kon. Ging je bij hem te ver, dan maakte hij bij een handgemeen, gehakt van je. Hans was lang, sterk en ook jammer maar helaas, oerlelijk. Wat eren rotkop hield hij zichzelf voor. Ja, de vrouwtjes hadden gelijk. Met zo een lelijk smoelwerk uitgedost figuur wou niemand enig contact. ¥

Hij las de krant vrijwel dagelijks en hield nauwgezet het coronanieuws bij. Hij voelde zich nog altijd goed, echter voelde toch de eerste symptomen van dat ellendige virus. Hij had een neusverkoudheid en had lichte koorts c.q verhoging. Goed in de gaten houden. Hij maakte zich echter totaal geen illusies. Hij zou in een algemeen ziekenhuis zijn laatste adem uitblazen. Zover stond vast. Einde verhaal, gewoon that simple.
Het klonk misschien raar en zonderling maar Hans vond het eigenlijk allang best. Hij leidde immers een waardeloos bestaan. Een leven zonder franje en kleur, zonder partner, zonder vrienden, een familie, hopeloos gebrouilleerd, dus who cares?
Hij voelde zich moe en beroofd van iedere vorm van energie en besloot lekker zijn bed in te kruipen. Hij voelde zich langzaam maar zeker in een soort slaaproes en gaf zich daar met graagte aan over. Op een gegeven moment zag hij voor zijn geestesoog heel veel kleurenpracht en dacht, zo ziet het paradijs er dus uit. Waar hij geen weet van had dat dit alles slechts een voorbode was voor een vroegtijdig overlijden.
Toen Hans een x-aantal uurtjes later wakker werd, voelde hij zich nog altijd versuft. Blijf maar lekker liggen, bedacht hij betijds. Zo gedacht, zo gedaan. Hij voelde zich uiterst vermoeid en viel voor de tweede keer in slaap. Toen hij circa 3 uurtjes later wakker werd ging gelijktijdig de voordeurbel. Hij deed open en zag de snoet van de medewerker van de voedselbank. Het betrof een vrouwpersoon. Wel een zo lelijk als de nacht, echter een regelrechte causeur. Praten, praten en nog eens praten. Geen woorden maar daden, raar mens, dacht Hans.
De kern van haar betoog ging over hoe de afgepaste kwantiteit van de voedselbank zo eerlijk mogelijk te verdelen. Ook Hans moest er aan geloven. Voortaan nog maar een bezoekje per week, inhoudende dat Hans heel spaarzaam met zijn eten om moest gaan.
Toen het hem eindelijk gelukt was dit vreemdsoortige wezen de deur uit te werken bedacht hij dat het vanaf nu struggle for survive zou gaan worden. Verdomme, ten eerste ernstig ziek en nu bijna geen vreten meer, dacht hij defautistisch. Echter, hij had voor ergere vuren gestaan en zou niet te snel bakzeil halen, zo redeneerde hij. Hij liep naar het raam van zijn portiekflatje en zag buiten een stel balorige jonge lieden die hun tijd opvulden met louter ongein uit te vreten. Ze vielen vooral ouderen lastig en yellde allerhande stompzinnige kreten uit. Nergens goed voor, bedacht hij. Laat die mensen met rust en laat ze in hun waarde, stelletje druiloren.
Hij begaf zich voor de zoveelste keer naar zijn naar zweet riekende bed en probeerde weer wat te rusten, c.q slapen. Hij dommelde in en droomde van bloedmooie vrouwen. Zeker geen nare droom en gaf zich er met graagte aan over. Hij ontwaakte twee uurtjes later en voelde zich nog altijd belabberd en moe. Het was om gek van te worden. Dit moest voor eens en altijd over zijn. Goede raad was duur. Hij wist dat hij zeker zou sterven. Dit moment kon niet zo ver meer zijn, zover stond vast. Hij zou gelijk krijgen, maar wist hij veel.
Na nog een tweetal weken zo geleefd te hebben was eindelijk de dag der waarheid daar. Hij belde met zijn huisarts en wierp hem voor dat hij na er veel over nadenken tot de slotsom dat er wat hem betrof euthanasie kon worden toegepast. Na veel vijven en zessen kreeg hij eindelijk zijn arts zover dat hij Hans de volgende dag zou komen opzoeken om zijn verzoek nogmaals onder de loep te nemen.
Hans vond het allang best, hij had zich met zijn lot verzoend. Hij had geleefd als een beest en zijn
lichaam wilde gewoon niet meer verder. Ieder mens heeft natuurlijk een gedoseerd incasseringsvermogen en hij had genoeg voor zijn kiezen gehad.
De volgende dag ontving hij de arts en onderbouwde en oreerde over zijn wens voortijdig deze aardkloot te verlaten. Rekken had weinig zin, bood geen soelaas. Neen, enkel het heikele onderwerp euthanasie was voor Hans vanaf nu bespreekbaar. De medici nam Hans met veel interesse en betrokkenheid op en besloot dat hij de instantie die zich op voorhand over dit soort verzoeken te beslissen om Hans uit zijn lijden te verlossen.
De dagen daaropvolgend waren voor hans zeer lange dagen. Voor de zoveelste keer nam hij zijn leventje onder de loep. Hij had totaal geen spijt over hetgeen hij had uitgevreten en kon slechts hopen dat zijn arts zijn uiterste best zou doen Hans, verzoek te honoreren.
Een paar dagen later belde de arts en vertelde Hans dat zijn familieleden unaniem en volmondig een keihard ja, graag, verlos ons van die klootzak, die minkukel, die figuur die werkelijk voor niets deugde en ,we zijn hem liever kwijt dan rijk en meer van dergelijke termen. Nadat hun fiat was uitgesproken maakten Hans en diens arts een afspraak om het een en ander te doen plaatsvinden. Gezamenlijk spraken ze een dag en tijdstip af. Nadat Hans de haak van de telefoon opgelegd had liep hij tig keren zijn woning heen en weer en haalde tig keren diep en luidruchtig adem. Gelukkig was dit alles zeer binnenkort over.
Eindelijk brak de dag der waarheid aan. De bel ging en Hans en diens arts begaven zich naar de slaapkamer waar alles diende plaats te vinden. Toen Hans zich uitgestrekt op zijn bed lag zag hij zijn arts iets uit zijn rijk gevulde tas opdiepte.. Een vloeistof en een vlijmscherpe naald kondigde nu zeer binnenkort Hans, dood aan. Hij probeerde zich te ontspannen en plotsklap voelde hij zich en warm en koud worden. Heel in de verte werd hem een zeer vreedzame en begripvol manspersoon gewaar. O, Heer bent u dat? Het plaatje werd gecompleteerd door unieke en zelden aanschouwde kleuren. O, Heer, ben ik nu in de hemel? Hij hoorde enkel een stem zeggen, het is goed, het is goed mijn zoon. Vervolgens werd alles inktzwart. Hans was niet meer.


Bussum 


Lex